Het OMT is 6 en 9 augustus jl. bijeen geweest om te adviseren over de situatie rondom de COVID-19-uitbraak. Het advies is opgenomen in de bijlage (advies n.a.v. 123 en 124e OMT).
Hieronder wordt eerst een feitelijke weergave van het advies gegeven, waarna de reactie van het kabinet
op het advies volgt.Het OMT advies bestaat uit de volgende onderwerpen:
1. Verloop van de epidemie
2. Moment waarop en voorwaarden waaronder versoepelingen van
maatregelen verantwoord zijn
3. Scenario’s van versoepelen
4. Zicht houden op het virus
5. Long COVID
6. BCO-maatregelen Ad 1) Epidemiologische situatie
In de afgelopen 7 kalenderdagen (29 juli-5 augustus) is het aantal meldingen van
SARS-CoV-2-positieve personen met 40% afgenomen in vergelijking met de 7
dagen ervoor. In de afgelopen kalenderweek lijkt de daling in het aantal meldingen te stagneren.
Het aantal testen, exclusief testen voorafgaand aan een reis, bij de GGD-testlocaties was in de laatste week
34% lager ten opzichte van de 7 dagen ervoor. Het bijbehorende percentage positieve testen in de GGDteststraten daalde licht naar 12,4% gemiddeld in de afgelopen 7 kalenderdagen,
in vergelijking met 13% in de week ervoor. Onder uitgaande reizigers, getest in
de GGD-teststraten voor een reiscertificaat, blijft het aandeel positieve testen
relatief stabiel op ongeveer 1,5%. Bij personen getest in het kader van Testen
voor Toegang is het percentage positieve testen gedaald naar ongeveer 0,5% in
de afgelopen kalenderweek, in vergelijking met circa 1% een week eerder. Het
aandeel positief geteste personen met een verblijf in het buitenland was in de
afgelopen vier kalenderweken 8% met een variatie van 1% in de oudste
leeftijdsgroepen tot 18% in de jong volwassenen.
Het patroon van het aantal meldingen naar leeftijd toont nog steeds het hoogste
aantal meldingen, zowel qua absoluut aantal als qua aantal per 100.000 inwoners,
in de leeftijdsgroepen 18 t/m 24 jaar, gevolgd door 13 t/m 17 jaar en 25 t/m 29
jaar. Het aantal besmettingen in instellingen voor langdurige zorg lijkt weer af te
nemen na een verhoging in juli. De laatste week van juli was op populatieniveau
lichte oversterfte.
De instroom en bezetting op verpleegafdelingen in het ziekenhuis is over de piek
heen. Op 5 augustus jl. bedroeg de ziekenhuisbezetting 474 verpleegbedden, na
een piek van 522 op 2 augustus jl. Een afname van instroom en bezetting op de
IC is nog niet zichtbaar, de meeste IC-opnames komen vanuit de
verpleegafdelingen van het ziekenhuis. Op 5 augustus jl. bedroeg de IC-bezetting
199 (bron: LCPS). Op basis van leeftijdsspecifieke meldingen en opnamekansen is
de verwachting dat het aantal ziekenhuisopnames verder af zal nemen en de
bezetting op de IC ongeveer op de piek zit.
De meest recente schatting van het reproductiegetal Rt, zoals berekend op basis
van de meldingen van positieve gevallen, is voor 22 juli jl. op basis van Osiris:
gemiddeld 0,72 besmettingen per geval. De schattingen op basis van het aantal
nieuwe ziekenhuis- en IC-opnames per dag kennen een aanzienlijk grotere
onzekerheid, omdat ze berekend worden op veel geringere aantallen, maar deze
waarden zijn op hetzelfde moment ruwweg net boven 1 en lager dan de week
ervoor.
Het OMT geeft aan dat uit de kiemsurveillance het beeld voortkomt dat de
‘Indiase’ deltavariant relatief besmettelijker is ten opzichte van de ‘Britse’
alfavariant. Bijna alle infecties in Nederland worden momenteel veroorzaakt door
de deltavariant (96% van alle tot op dit moment geanalyseerde monsters in de
kiemsurveillance in week 29).
Het OMT geeft aan dat het opmerkelijk is dat de besmettingsgolf snel kon worden
gekeerd na maatregelen die er de facto alleen en uitsluitend op waren gericht de
vastgestelde bron van de snelle toename weg te nemen, namelijk nachtclubs en
festivalfeestjes en daarmee het verder voortgaan van deze bron van besmettingen
te onderbreken. De helft van de meldingen in deze vierde golf betrof personen in
de leeftijd 18 t/m 29 jaar, een vijfde van de meldingen personen vanaf 40 jaar en
slechts 2% personen vanaf 70 jaar. Bovendien bleek de overgrote meerderheid
(88%) van de geïnfecteerden (nog) niet immuun (door vaccinatie of natuurlijk
doorgemaakte infectie). Bij gevolg van de leeftijdsverdeling bleef in deze vierde
golf tot nu toe het percentage opnames beperkt tot net geen 1% van de positief
geteste personen.
Dit percentage lag in eerdere golven hoger, namelijk ongeveer
3%. Circa 20-22% van de in het ziekenhuis opgenomen patiënten werden
overgeplaatst naar de IC-afdeling. Dit percentage is nauwelijks anders dan tijdens
eerdere golven.
Het OMT merkt op dat het essentiële verschil met de tweede golf vorig jaar is dat,
met uitzondering van jongeren, de meerderheid van de bevolking en met name de
hogere leeftijdscohorten nu gevaccineerd zijn. Het OMT geeft aan dat het verloop
van de vierde golf de effectiviteit toont van vaccinatie tegen COVID-19, waardoor
Nederland de verspreiding na een kortdurende explosieve toename wist te
absorberen. Dit is volgens het OMT geen garantie voor eenzelfde afloop in de
herfst en winterperiode als het seizoenseffect niet langer gunstig uitpakt, maar
tegenwerkt. Daarbij zijn naar verwachting tot circa 20-25% van de personen in
Nederland dan nog niet immuun en deels geografisch geclusterd in gebieden die
daarmee kwetsbaar blijven.
Het OMT geeft aan dat er alle onderbouwing is om de vaccinatie-inspanning nog
verder te intensiveren. Ad 2)
Moment waarop en voorwaarden waaronder versoepelingen van maatregelen verantwoord zijn
Het OMT geeft aan dat bij de beantwoording van de vraag op welk moment en
onder welke voorwaarden versoepeling van maatregelen veilig en verantwoord is
aan, dat een aantal zaken richtinggevend zijn: de doelen van het beleid waarop
advisering van het OMT zich richt, de epidemiologische context op het moment
van versoepelen, en de inschatting van de dynamiek van verspreiding na loslaten
van de maatregelen. Uiteraard blijven er onzekere factoren die een rol kunnen
spelen in het najaar en winter zoals de opkomst van nieuwe (‘escape’)varianten
van het virus of het optreden van immuniteitsverlies in sommige subgroepen.
Het moment waarop versoepelingen veilig en verantwoord zijn
Omdat de verspreiding van SARS-CoV-2 na versoepelen van maatregelen zich
vooral zal voordoen onder niet-gevaccineerde personen, adviseert het OMT de
overheid om zich alle inspanningen te getroosten om de vaccinatiegraad zo hoog
mogelijk te krijgen, en hiermee ook door te gaan nadat iedereen die dat wil
volledig gevaccineerd is. Dit betekent inzicht te verkrijgen in de redenen dat
sommige groepen niet of onvoldoende bereikt zijn, en daarop gericht acties te
ondernemen.
Pas als iedereen de mogelijkheid heeft gehad volledig gevaccineerd te zijn, en er
een minimale follow-up periode van 2 weken in acht is genomen, zouden
versoepelingen overwogen kunnen worden.
Immers, je wil vermijden dat iemand alsnog geïnfecteerd wordt terwijl deze gevaccineerd is of wil worden, maar nog
niet de kans heeft gehad te kunnen profiteren van het beschermend effect
daarvan. Naar verwachting wordt deze situatie medio september (d.i., zondag 19 september) bereikt.
De meeste mensen kunnen gevaccineerd worden, maar een enkeling niet
vanwege medische redenen; daarnaast zijn er personen die vaccinatie afwijzen,
maar ook die het overwegen maar zich onvoldoende geïnformeerd vinden.
Daarom moet er een blijvende inspanning zijn – ook na medio september – om
toch nog zoveel mogelijk personen die dan niet gevaccineerd zijn, te overtuigen.
Ook bij het BCO zal dit onderdeel van de advisering zijn aan niet-gevaccineerde
contacten van index-casussen.
Zoals in eerdere OMT-brieven aangegeven, is er een hiërarchie in het verminderen
van het risico SARS-CoV-2 te verspreiden en anderen te besmetten, als iemand
een SARS-CoV-2 infectie heeft. Dit gaat van bronmaatregelen tot collectieve
maatregelen en ten slotte aanvullende individuele maatregelen om restrisico’s af
te dekken. In dit kader moet vaccinatie eigenlijk als overstijgende maatregel
gezien worden, omdat het niet alleen de kans een infectie op te lopen vermindert,
maar ook de kans het SARS-CoV-2-virus na een besmetting door te geven.
Omdat naar stellige verwachting SARS-CoV-2 blijft circuleren zal iedereen,
immuun of niet, vroeger of later ermee in aanraking komen.
Personen die de infectie al hebben doorgemaakt (en daarna eventueel nog een vaccindosis hebben
ontvangen om de immuniteit te boosten), of volledig gevaccineerd zijn, zullen
geen of veelal milde ziekteverschijnselen krijgen. Maar niet alleen de kans op
ziekteverschijnselen is belangrijk verminderd, ook de kans op ernstige ziekte en
ziekenhuisopname is afgenomen, ook na infectie met de deltavirusvariant.
Personen die de infectie niet doorgemaakt hebben en niet zijn gevaccineerd,
hebben een aanmerkelijk grotere kans op ziekteverschijnselen die soms ernstig
zijn en waarvoor ziekenhuisopname nodig kan zijn. Bovendien zijn deze personen
besmettelijker en zullen het virus vaker doorgeven.
Voorwaarden waaronder versoepelingen veilig en verantwoord zijn
Of versoepelingen veilig en verantwoord kunnen worden doorgevoerd, is
afhankelijk van de bekende doelen van het beleid, de epidemiologische context op
het moment van versoepelen, en de inschatting van de dynamiek van verspreiding
na loslaten van de maatregelen. Hierbij is het belangrijk de vraag te
beantwoorden hoe de huidige situatie zich vertaalt naar de mogelijke
zorgbelasting die kan optreden na versoepelen. In dat kader heeft het OMT een
aantal deelvragen geformuleerd. Voor een uitgebreide beantwoording van deze
deelvragen, verwijs ik u naar het advies in de bijlage. Hieronder volgt een korte
samenvatting.
Hoeveel personen zijn straks immuun tegen SARS-CoV-2 en hoeveel personen
niet, en in welke tijdspanne kan dat, door toename van verspreiding onder nietimmune
personen na versoepelingen, tot welke zorgbelasting leiden.
Er zijn twee brondocumenten die helpen in te schatten hoeveel mensen een
infectie hebben doorgemaakt. Allereerst is het afgelopen anderhalf jaar met
regelmatige tussenpozen onder bloeddonoren nagegaan of ze antistoffen hebben
door Sanquin Research. Daarnaast zijn er de gegevens van het Pienter Corona
(PiCo) onderzoek, uitgevoerd door het RIVM, waarbij met wat langere intervallen
onder een representatieve bemonstering uit de Nederlandse bevolking is
nagegaan hoeveel van hen antistoffen hebben.
In het Sanquin onderzoek onder bloeddonoren bedraagt het percentage antistoffen
(ongeacht vaccinatie of doorgemaakte infectie) in de leeftijdsgroep 18-75 jaar gemiddeld ruim 94%. Dit
resultaat wordt ondersteund door de bevindingen van het RIVM-onderzoek dat
weliswaar wat lager uitkomt, maar waarbij de laatste, vijfde bemonstering dateert
van 14 juni tot 19 juli, met 90% van de bemonstering voor 5 juli toen het vaccinatieprogramma
minder ver gevorderd was. Ook in dit onderzoek blijkt de
ontwikkeling van sero-immuniteit hoog: in de groep van 50-59 jaar had 91%
antistoffen, en in de groep van 60 en hoger 94-98%.
De epidemiologische context op het moment van versoepelen: hoeveel personen
zijn niet immuun tegen SARS-CoV-2 en wat zou de daaruit voortkomende
zorgbelasting kunnen zijn? Op grond van de schatting van het aantal doorgemaakte infecties
(circa 3,5-4,4 miljoen personen) en de immuniteit opgebouwd door vaccinatie kan grofweg
worden bepaald hoe groot het aantal personen is dat nog geen afweer tegen
SARS-CoV-2 heeft, met gebruik van een correctie van vaccinatiegraad per
leeftijdscohort gaat het OMT uit van 1,8 miljoen niet immune personen, waarbij
rekening moet worden gehouden met 16.000 tot 22.000 ziekenhuisopnames en
2.200 tot 3.400 IC opnames (zie hiervoor de tabel dat in het advies is
opgenomen).
Daarbij is nog geen rekening gehouden met volledig gevaccineerde
personen die vanwege onderliggend medische problematiek een zorgvraag kunnen
hebben tijdens een SARS-CoV-2-infectie. In de vierde golf is dit aantal slechts een
relatief klein percentage van het totaal aantal opgenomen patiënten, circa 10%.
Inschatting van de dynamiek van verspreiding na loslaten van de maatregelen
Een berekening van het tijdsbestek waarin de vraag naar zorg zich voordoet is
onzeker. Dit hangt onder meer af van de uitgangssituatie ten tijde van
versoepelingen, en de mate en snelheid van verspreiding van SARS-CoV-2. Die
uitgangssituatie is afhankelijk van de circulatie van SARS-CoV-2 in Nederland
medio september (naar verwachting terug op of in buurt van niveau ‘zorgelijk’),
vermeerderd met de terugkomst van besmette vakantiegangers. Wat betreft de
verspreiding zijn van belang het tijdstip waarop het seizoenseffect ten nadele
keert en de mate van (lokale en sociaalgeografische) clustering van niet-immune
personen. De vele vaak nog onzekere factoren maakt dat prognoses van
modelleringen een zeer ruime marge van onzekerheid hebben. Het OMT zal
trachten voor 1 september hier beter zicht op te krijgen. Ad 3) Scenario’s van versoepelen
In het OMT zijn op grond van bovenstaande overwegingen vier verschillende
scenario’s van versoepelen doorgesproken op het moment dat iedereen de kans
heeft gehad gevaccineerd te zijn en de twee weken immuniteitsopbouw heeft
doorlopen. Voor een beschrijving van deze scenario’s verwijs ik u naar het advies
in de bijlage.
Het OMT geeft aan dat een combinatie van bijvoorbeeld de twee voorlaatste
scenario’s, zoals genoemd in het advies, mogelijk zou zijn, maar toenemend
complex is in de uitvoering. Bij een belangrijke toename van het aantal gevallen
worden, bij voorkeur, bestrijdingsmaatregelen teruggesteld op geleide van bij BCO
vastgestelde hotspots. Dit zou bijvoorbeeld kunnen inhouden dat in gebieden met
een lage vaccinatiegraad, waar naar verwachting uitbraken zich zullen
concentreren, gerichte maatregelen worden genomen, zoals schoolsluiting, of
herintroductie van social distancing in horeca, etc. Pas in tweede instantie zouden
maatregelen genomen moeten worden die het hele land betreffen.
In alle scenario’s blijft overeind dat de bronmaatregelen en een aantal collectieve
maatregelen van kracht blijven. Prompt in isolatie gaan bij klachten en door testen
vast te stellen of er sprake is van COVID-19-infectie, het strikt opvolging geven
aan de adviezen van de GGD naar aanleiding van de testuitslag, in quarantaine
gaan als dat het advies is. Dit zijn maatregelen die de eerstelijns verdediging
vormen en mits goed opgevolgd groot effect sorteren in de bestrijding van de
epidemie. Daarnaast blijven een aantal collectieve maatregelen actueel, door –
mocht dit zich opdringen – in de elleboogplooi te hoesten, of niezen in een (bij
voorkeur papieren wegwerp-) zakdoek. Daarnaast passen hierin alternatieven
voor handen schudden, frequent wassen van handen, desinfectie van eventueel
gecontamineerde oppervlakten en voorwerpen, en meer in het algemeen hygiëne.
Ook ventilatie maakt onderdeel uit van deze collectieve maatregelen.
Voorkeur om per setting/risicosituatie te gaan versoepelen
De voorkeur van het OMT gaat uit naar het tweede scenario, zoals opgenomen in
het advies, waarbij in de prioritering van settingen/risicosituaties het voortgezet
onderwijs, beroepsonderwijs en universitair onderwijs bovenaan staan en als
eerste zonder restricties zouden moeten kunnen openen. Deze keuze berust ook
op een afweging van medische aard, vanwege vastgestelde (ook fysieke en
geestelijke) schade aan kinderen en jongeren als zij te lang in het onderwijs
beperkingen ondervinden.
Een dergelijke keuze heeft het OMT eerder gemaakt en
de literatuur die ook daarna nog verschenen is onderstreept het belang ervan.
Het OMT adviseert daarom het voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs en
universitair onderwijs zonder enige restricties te openen zodra twee weken nadat
de vaccinaties aan iedereen die dat wil gegeven zijn (zie bovenstaand). Dit advies
houdt in dat binnen onderwijsinstellingen alle restricties wegvallen, maar dat zij
daarbuiten wel blijven gelden, ook voor studenten en leerlingen. Naar verwachting
ligt dit moment van versoepelen op 19 september (en praktisch gezien maandag
20 september).
Het OMT realiseert zich dat dit moment helaas niet samenvalt met het openen van de scholen
na de zomervakantie. De reden om hier niet meteen
na opening van de scholen na de zomervakantie mee te beginnen, houdt ermee
verband dat bij nog niet afdoende vaccinatie, de schoolopening zonder de nu
gangbare maatregelen tot een aanmerkelijk aantal clusters zal leiden. Het OMT
adviseert om de versoepeling in het onderwijs niet afhankelijk te stellen van een
bepaalde incidentiemaat van COVID-19 in de bevolking.
Voor verdere bespreking van maatregelen in onderwijsinstellingen, relevant voor
de periode tot volledig versoepelen hiervan, wordt verwezen naar bijlage 2.
Ad 4) Zicht te houden op het virus
Het OMT geeft aan dat zicht blijven houden op het virus geschiedt door middel van
de uitbreiding van NIVEL/RIVM huisarts-peilstations, GGD-teststraten, BCO door
GGD, rioolwatersurveillance en Infectieradar.nl voor early warning, en via
nalevingsmonitor en gedragsonderzoek GGD/RIVM. Het OMT adviseert om in
eerste instantie (ten minste tot na griepperiode komende winter) de
basissurveillance niet af te bouwen, en ook de mogelijkheid te houden om (lokale)
uitbraken op te sporen en te bestrijden. M.A.W er veranderd weinig aan de huidige maatregelingen.
Lees het gehele rapport!file:///C:/Users/CataComputer/Downloads/stand-van-zaken-covid-19.pdfSteun mijn site om web onderhoud en artikelen te kunnen blijven publiceren!Doneer een paar euro Ik wil graag dit werk door zetten maar het web onderhoud het kost het elk jaar weer meer. Als ik alles zelf moet betalen lidmaatschap en onderhoud / design en nieuws brieven na leden verzenden vraagt de web designer ook al per jaar geld voor! Ik vraag U dus om een kleine bijdrage om zo het werk te blijven doen en de advertentie troep weg kopen.
Ik krijg geen ondersteuning voor het vertellen van de waarheid!Klik link:
https://www.whydonate.nl/fundraising/httpssoldaatvandewaarheidactieforumcom/nlZo kan ik belangrijk nieuws blijven verspreiden.Hielke Roos